Share Bookmark

Jkhr. Hubert René Reinoud Louis van Nispen van Sevenaer

Male 1919 - 2012  (93 years)    Has more than 100 ancestors but no descendants in this family tree.

Personal Information    |    Notes    |    Event Map    |    All

  • Name Hubert René Reinoud Louis van Nispen van Sevenaer 
    Prefix Jkhr. 
    Birth 29 May 1919 
    Gender Male 
    Death 10 Aug 2012  Zevenaar, Gelderland, Nederland Find all individuals with events at this location 
    Person ID I821449  Geneagraphie
    Last Modified 9 Oct 2012 

    Father Hubert Louis Marie van Nispen tot Sevenaer,   b. 06 Aug 1879, huis Sevenaer, Oud Zevenaar, Gelderland, Nederland Find all individuals with events at this locationd. 11 Mar 1958, Arnhem, Gelderland, Nederland Find all individuals with events at this location (Age 78 years) 
    Mother Louise Renée Maria Pelgrom von Motz,   b. 07 May 1888 
    Family ID F362986  Group Sheet  |  Family Chart

  • Event Map Click to hide
    Link to Google MapsDeath - 10 Aug 2012 - Zevenaar, Gelderland, Nederland Link to Google Earth
     = Link to Google Earth 
    Pin Legend  : Address       : Location       : City/Town       : County/Shire       : State/Province       : Country       : Not Set

  • Photos Photos (Log in)Photos (Log in)

  • Notes 
    • De oudste geschiedenis van de familie Van Nispen zal hier slechts in het kort worden weergegeven, omdat van de vroegste generaties geen originele stukken in de archieven van de familie Van Nispen zijn aangetroffen. De meest recente editie van de stamreeks van de familie Van Nispen in het Nederland?s Adelsboek vermeldt Aert Claussone (? vóór 7 februari 1527) uit Bergen op Zoom, gehuwd met Magdalene Petersdr. (? na 7 februari 1527) als stamvader van de familie Van Nispen. Hun zoon Adriaen Aertzn. alias Arents(en) (? vóór 1 mei 1584) werd in 1540 poorter van Vlissingen. In 1559 wordt hij vermeld als kramer en deken van de schutterij aldaar. Uit zijn huwelijk in ca. 1560 met Mayke Marinsdr. (? vóór 1584) wordt Abraham Adriaens (ca. 1565-1638) geboren, later koopman en pachter van de bierimpost in Vlissingen. Hij wordt ook vermeld als poorter van Middelburg, waar hij in 1588 trouwde met de uit Antwerpen afkomstige Digna Bollaert (1565-1596).
      De familie Van Nispen was van oudsher doopsgezind. Abraham Adriaens en zijn zoon Christiaen Abrahams(z.) van Nispen (? 1652) schonken in 1637 gedeelten van hun huis aan de Peperdijk in Vlissingen aan de doopsgezinde gemeente aldaar. Diens zoon Adriaen van Nispen (? 1654) trad op als leraar van de doopsgezinden in Middelburg. Hij was evenals zijn vader lakenkoopman. Gedurende enkele jaren oefende hij zijn bedrijf uit in Leiden, waar hij in 1645 huwde met Johanna van Hoogmade (1626-1667). Hun jongste zoon Christiaen (Christianus Franciscus) van Nispen (1653-1703) vestigde zich definitief als lakenkoopman in Leiden. Na het vroege overlijden van hun ouders ontfermde zijn oudste broer Abraham (Amandus) van Nispen (1646-1694) zich over hem. Deze was in 1671 overgegaan tot het rooms-katholiek geloof en in Leuven gaan studeren, waar hij in 1675 tot priester werd gewijd. Vermoedelijk onder invloed van zijn oudste broer bekeerde ook Christiaen van Nispen zich in dat jaar tot het rooms-katholicisme.
    • Met Johannes Adrianus van Nispen (1684-1743), zoon van Christiaen (Christianus Franciscus) van Nispen en Aleyda den Dopper (? 1694), maakte de familie Van Nispen haar entree in het Gelderse. Hij trouwde in 1706 in Zeddam met Aurelia Wilhelmina ten Haeghen (1687-1756) en vestigde zich in haar geboorteplaats Gendringen in het graafschap Bergh. Mogelijk heeft zijn oom en mede-opvoeder Abraham (Amandus) van Nispen, die in Leuven samen met Oswald, graaf van den Bergh, had gestudeerd, een rol gespeeld als huwelijksmakelaar.
      De familie Ten Haeghen bekleedde sinds de 16e eeuw belangrijke ambtelijke en bestuurlijke functies in het graafschap Bergh. Zo was de vader van Aurelia, Tilman ten Haeghen, drost van Gendringen en Etten. Johannes Adrianus van Nispen trad in de regio op als beheerder van het Aeswijnse bezit van de familie Van Matenesse, waarvan het bij Gendringen gelegen goed de Wesenthorst het middelpunt vormde.
      Zijn jongste zoon Christiaan Frans (Christianus Franciscus) van Nispen (1724-1765) kwam als eerste in een reeks Van Nispens in dienst van het huis Bergh, dat sinds het begin van de 18e eeuw toebehoorde aan het vorstenhuis van Hohenzollern-Sigmaringen. In 1754 werd hij benoemd tot rentmeester in De Bylandt en de Overbetuwe. In 1762 huwde hij met Aleyda Maria van den Sande (1725-1794), dochter van Arnoldus van den Sande, grootgrondbezitter, koopman en lid van de magistraat in Zevenaar.
      Volgens een al eerder vastgelegde schriftelijke afspraak met Joan Baptist, graaf van den Bergh, trad de naar deze vernoemde oudste zoon van Christiaan Frans, Joan Baptist van Nispen (1754-1823), in 1778 in dienst als landrentmeester van het huis Bergh. Joan Baptist werd evenwel geestesziek, waarna zijn jongste broer Hermannus Carolus Casparus Bartholomaeus (zich noemende: Carel Herman) van Nispen (1764-1829) als waarnemend landrentmeester formeel in 1792, maar in de praktijk al enige jaren eerder zijn taak overnam.
    • Hermannus Carolus Casparus Bartholomaeus, zich noemende Carel Herman van Nispen (1764-1829) is de grondvester van de takken Sevenaer en Pannerden. Uit zijn huwelijk in 1790 met Hendrica Caecilia Goossens (1769-1823) werden twee zonen geboren: Johannes Antonius Christianus Arnoldus van Nispen (1803-1875), stamvader van de tak Sevenaer, en Carolus Everhardus Josephus Franciscus van Nispen (1807-1870), stamvader van de tak Pannerden.
      Carel Herman verwierf als eerste Van Nispen een vooraanstaande rol in het politiek en maat-schappelijk bestel van Gelderland. Na een korte militaire carrière bekleedde hij verschillende functies in het openbaar bestuur. Zo was hij lid van de algemene raad van het departement van de Boven-IJssel (1811-1813), president van het kanton Zevenaar ( 1813-1816), lid van de Provinciale Staten van Gelderland (1817-1829) en hoofdschout/districtscommissaris van Zevenaar (1817-1829). Bij Koninkijk Besluit van 1 juli 1816 werd hij opgenomen in de Gelderse Ridderschap en in de Nederlandse Adel.
      Carel Herman genoot een reputatie van een bekwaam bestuurder met een warm hart voor de publieke zaak. Daarom werd hij van overheidswege regelmatig belast met het tot een goed einde brengen van geschillen en gevoelige kwesties, zoals bijvoorbeeld de teruggave van kerkgebouwen en andere kerkelijke goederen aan de rooms-katholieke gemeenten in het departement Gelderland (1808-1810).
      Naast zijn vele publieke functies en nevenfuncties trad hij sinds het einde van de 18e eeuw op als waarnemend landrentmeester van het huis Bergh en als provisioneel rentmeester van Pannerden en Millingen.
      Na het vroege overlijden van zijn oudere broers Arnoldus J.A. van Nispen (1761-1791) en Jacobus Johannes van Nispen (1758-1794) nam hij de voogdij op zich over hun kinderen, Lodewijk C.J.Chr.F. en Maria Theresia A.I.J. van Nispen en Everhard F.Chr.J. van Nispen. Ook trad hij sinds 1810 op als voogd over Isabella E.J. en Christina J.Th.M. Hoevel, dochters van Johannes Nepomucenus Hoevel (1735-1810), administrateur van het huis Bergh, uit diens 3e huwelijk met de jong overleden Adriana van Wambeke (1767-1807).
      Carel Herman wist zijn zakelijke activiteiten uitstekend te combineren met de behartiging van zijn persoonlijke belangen. Zijn functie als voogd over de jongste twee dochters van de zeer vermogende Johannes Nepomucenus Hoevel resulteerde mede onder zijn leiding en sturing in huwelijken van zijn beide zonen met deze pleegzusjes. Zijn positie als vertrouweling van Anton Aloys, graaf van den Bergh, resulteerde in de periode 1801-1803 in de aankoop van de heerlijkheid Pannerden uit Berghs bezit.
      In 1824 kocht hij van zijn zwaar in schulden geraakte neef en voormalig pupil Everhard F.Chr.J. van Nispen (1784-1842) het huis Sevenaer, dat deze van zijn vader Arnoldus J.A. van Nispen geërfd had. Inmiddels was hij een vermogend man. In het begin van de 19e eeuw waren grote vermogens van zijn familie van moederszijde en van zijn schoonfamilie vrijgekomen. In 1813 bekleedde hij de 8e plaats op de lijst van hoogst aangeslagenen in de directe belastingen in het departement.
      Direct na aankoop schonk Carel Herman van Nispen het huis Sevenaer aan zijn oudste zoon Johannes A.C.A. van Nispen (1803-1875). Na zijn overlijden in 1829 vererfde de heerlijkheid Pannerden op zijn jongste zoon Carolus E.J.F. van Nispen (1807-1870).
      Carel Herman heeft zo zijn beide zonen een uitstekende uitgangspositie verschaft voor het spelen van een belangrijke rol in het politiek en maatschappelijk leven in Gelderland en daarbuiten.
    • Het huis Sevenaer, gelegen aan de oostrand van het oude centrum van Zevenaar, moet niet verward worden met het kasteel te Zevenaer, dat elders in de stad gestaan heeft. In 1467 is sprake van een "weg to Smollingshuse" en in dit Smolingshuse zullen we het huis Sevenaer moeten zien. Het heette zo omdat het in het bezit was van de familie Smullinck, die al in het midden van de 14e eeuw in Zevenaar woonachtig was. Derick Smullinck Derixsoon wordt in 1414 aabgesteld tot ambtman over de Liemers en mogelijk is hij de stichter van het huis. De Smullinck's blijven hier tot 1594. Erfdochter Wendela Smullinck was in 1540 in het huwellijk getreden met Adriaan van Spieringh en met hem doet een nieuw geslacht zijn intrede in het huis. De Spieringh's hebben overigens niet veel in Zevenaar gewoond, daar de meeste van hun bezittingen elders gelegen waren. Tot 1736 blijft het huis Sevenaer behoren tot de bezittingen van de Spieringh's, die het in dat jaar verkopen aan Otto, graaf van van Bylandt-Palsterkamp, die er niet zoveel voor betaald heeft, om precies te zijn 23.500 gulden, zodat we mogen veronderstellen dat het onderhoud van het gebouw nog al wat te wensen heeft overgelaten en een flinke opknapbeurt nodig was. Maar het is de vraag of Van Bylandt veel aan het huis heeft laten herstellen, want wanneer zijn erfgenamen het in 1776 weer van de hand doen, brengt het minderop dan dat hij er destijds voor betaald had, namelijk 21.000 gulden. En de grondprijzen waren in de 18e eeuw gestegen!
      De nieuwe eigenaresse Alexandrina H.F.van Rouwenoort verkoopt het huis Sevenaer c.a. niet lang daarnain 1985 aan Arnoldus Joannes Anthonius van Nispen en echtgenote Debora Petronella Maria Pelgrom voor het bedrag van 45.000 gulden. In deze verkoopprijs waren tal van landerijen begrepen, die er in 1776 niet toebehoorden. Maar dit alleen kan de verdubbelde verkoopprijs niet verklaren. Naast de blijvende tendens van de stijging der grondprijzen is het ook aannemelijk dat sinds 1776 verbeteringen zijn aangebracht in het beheer van het landgoed. Met het aantreden van de familie Van Nispen als bewoners en beheerders van Sevenaer brak voor het landgoed een lange periode aan van profijtelijk economisch beheer. Het huis werd opnieuw het middelpunt van het grondbezit, dat Sevenaer toebehoorde.
      De Van Nispens hebben vrij spoedig na de aankoop het huis drastisch laten verbouwen en moderniseren. In het midden van de 18e eeuw is het huis nog een schilderachtig complex, bestaande uit een langgerekt zaalgebouw met aan de achterzijde een vierkante toren, een slanke traptoren uit 1612 in het midden van de voorgevel en twee uitbouwtjes met speelse Gelderse gevels. Waarschijnlijk was het huis sterk in verval geraakt. Het hoofdgebouw, mogelijk 16e eeuws of vroeger, kreeg in de loop van de 19e eeuw een lager dak, de spits van de traptoren werd vervangen door een plat met balustrade. De uitbouwtjes en achtertoren verdwenen. Architect J.T. Übbing maakte in 1827, overigens niet uitgevoerd, plannen om van het huis een classicistisch landhuis te maken, met een neogotische klokkentoren en een Chinese schelletoren. Architect Eduard Cuypers splitste begin 20e eeuw het huis in twee afzonderlijke woongedeelten.
    • Johannes A.C.A. (Jan) van Nispen van Sevenaer (1803-1875) is de stamvader van de tak Sevenaer. Hij huwde in 1823 met Isabella E.J. Hoevel (1804-1879). Uit de omvangijke bewaard gebleven briefwisseling blijkt, dat er sprake was van een hechte relatie.
      Jan van Nispen bekleedde tal van publieke functies op lokaal, regionaal en provinciaal niveau. Zo was hij lid van de Provinciale Staten van Gelderland (1827-1848)) en districtscommissaris van Doesburg en Zevenaar (1837-1850). Daarnaast had hij sinds 1848 zitting in de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zijn activiteiten als volksvertegenwoordiger en als lid van de Provinciale Staten werden in belangrijke mate beheerst door zijn streven een volwaardige positie te verwerven voor de rooms-katholieken in Nederland. Uit zijn correspondentie met politici en rooms-katholieke geestelijken blijkt zijn voortdurende inzet voor de belangen van het rooms-katholieke volksdeel. In de provincie Gelderland was hij een belangrijke initiator voor de oprichting van parochies en de bouw van rooms-katholieke kerken. Ook op lokaal niveau betoonde hij zich een weldoener, zo financierde hij de bouw van een Gesticht van Weldadigheid, het naar hem vernoemde Van Nispengesticht in Zevenaar.
      Naast zijn ambtelijke en politieke werk, besteedde hij veel aandacht aan het beheer van zijn landgoed en de uitbreiding van zijn grondbezit. In het voetspoor van zijn vader was hij één van de belangrijkste kapitaalverschaffers in de Liemers. In 1850 was hij de op vier na rijkste man in de provincie Gelderland.
      Jan van Nispen en Isabella Hoevel kregen tien kinderen. Verschillende van hen bekleedden functies in de lokale, provinciale en landelijke politiek. De belangrijkste archiefvormers onder de nazaten van stamvader Jan van Nispen zijn zijn oudste zoon Carel J.Chr.H. van Nispen tot Sevenaer (1824-1884), onder meer lid van de Provinciale Staten van Gelderland en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, zijn 4e zoon Raphaël A.J.B.M. van Nispen van Sevenaer (1835-1885) lid van de gemeenteraad en wethouder in Zevenaar, ook kortstondig lid van de Tweede Kamer, en diens zoon Lodewijk J.M. van Nispen van Sevenaer (1867-1949), eveneens wethouder in Zevenaar. De twee laatstgenoemden hadden als heren van Sevenaer een actief aandeel in het beheer en de exploitatie van het landgoed Sevenaer. Dit landgoed is ook nu nog in particulier beheer, de huidige eigenaar is jhr. Hubert R.R.L. van Nispen van Sevenaer.
    • Pannerden behoorde met Millingen en de De Bylandt tot de bezittingen, die door het huwelijk van Willem van den Bergh in 1348 met Sophia, erfdochter van den Bylandt, in het bezit van het huis Bergh zijn gekomen.
      In het begin van de 18e eeuw vererfde het huis Bergh op de vorsten van Hohenzollern-Sigmaringen. De eerste graaf van den Bergh uit dit vorstenhuis was Frans Wilhelm van Hohenzollern-Sigmaringen (1704-1737).
      Sinds het midden van de 18e eeuw waren opeenvolgende leden van de familie Van Nispen als rentmeester danwel als administrateur in dienst van de vorsten van Hohenzollern-Sigmaringen als graven van den Bergh: Christiaan Frans van Nispen (1724-1765), Joan Baptist van Nispen (1754-1823), Carel Herman van Nispen (1764-1829) en Lodewijk C.J.Chr.F. van Nispen (1790-1872). Carel Herman trad, zoals al eerder gezegd, sinds het einde van de 18e eeuw namens zijn broer Joan Baptist op als waarnemend landrentmeester. Daarnaast werd hij benoemd tot provisioneel rentmeester van Pannerden en Millingen. Een teken, dat de toenmalige graaf van den Bergh, Anton Aloys, groot vertrouwen in zijn kwaliteiten had. Dit wordt nog bevestigd door zijn optreden samen met Johannes Nepomucenus Hoevel, administrateur van het huis Bergh, als gevolmachtigden namens de graaf bij de onderhandelingen over de teruggave van diens door de Bataafse Republiek in beslag genomen goederen. Als resultaat van deze onderhandelingen werd in 1801 overeengekomen, dat Anton Aloys, graaf van den Bergh tegen betaling van een afkoopsom van 325.000 gulden al zijn goederen, behalve Boxmeer, terug kon verkrijgen.
      Om deze afkoopsom te kunnen betalen verkochten Carel Herman van Nispen en Johannes Nepomucenus Hoevel in opdracht van de graaf van den Bergh een deel van diens onroerend goedbezit in Pannerden aan derden. In de periode 1801-1803 kochten zij zelf van de graaf de heerlijkheid Pannerden met een groot deel van de daaronder oorspronkelijk ressorterende onroerende goederen. Na een korte periode van gemeenschappelijk beheer verkocht Johannes Nepomucenus Hoevel in 1805 zijn aandeel in de heerlijkheid aan Carel Herman van Nispen. Over de uitoefening van de aan de heerlijkheid oorspronkelijk verbonden rechten ontstonden na het herstel van de heerlijke rechten bij de grondwet van 1814 geschillen met de administrateurs van de vorsten van Hohenzollern-Sigmaringen in Sigmaringen. Dankzij persoonlijk ingrijpen van Anton Aloys, graaf van den Bergh, ontving Carel Herman in 1816 een verklaring, waarin hij werd bevestigd in het bezit van de heerlijkheid Pannerden met de daarbij behorende jacht-, vis- en veerrechten en het recht van voordracht van overheidsfunctionarissen in de gemeente Pannerden. Ook ten tijde van zijn zoon Carolus E.J.F. van Nispen van Pannerden (1807-1870) ontstonden er nog geschillen over de uitoefening van de heerlijke rechten.
    • Carolus E.J.F. van Nispen van Pannerden (Carel Everhard), stamvader van de tak Pannerden, had evenals zijn broer Johannes A.C.A. van Nispen van Sevenaer (Jan) een ambtelijk en politieke carrière. In de periode 1835-1849 was hij lid van de Provinciale Staten van Gelderland. Sinds 1841 bekleedde hij het ambt van burgemeester van Zevenaar. Het meest geprofileerd heeft hij zich als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, waarin hij in 1849 door koning Willem II werd benoemd. In dit college werd hij bijzonder gewaardeerd om zijn deskundigheid op een breed terrein (onder meer financiën, binnenlandse zaken, waterstaat, koloniën).
      Evenals zijn broer was hij getrouwd met een dochter van Johannes Nepomucenus Hoevel en wel Christina J.Th.M. Hoevel (1806-1880). Karakterologisch bestonden er echter grote verschillen tussen beide broers. Jan was serieus, op het zwaarmoedige af en hield er een sobere levensstijl op na, Carel Everhard was nogal onbesuisd en had een hang naar grandeur. Daarnaast zullen ook andere factoren een rol gespeeld hebben bij de toenemende verwijdering tussen de beide broers. Op den duur spraken zij niet meer met elkaar.
      Ook in de landelijke politiek trokken zij, hoewel beiden voorvechters van de belangen van de rooms-katholieken, niet altijd dezelfde lijn. Zo stonden zij bij de behandeling van het wetsontwerp inzake het Lager Onderwijs in 1857 lijnrecht tegenover elkaar. Carel Everhard was een aanhanger van het in dit ontwerp uitgewerkte principe van de gemengde school en stemde voor, Jan daarentegen bepleitte als voorstander van de verzuiling de vrijheid van onderwijs en stemde tegen.
      Carel Everhard van Nispen en Christina Hoevel woonden op het huis 't Hoek in Zevenaar. Zij kregen zes kinderen. Ook hun nazaten bekleedden functies in de lokale, provinciale en landelijke politiek. De belangrijkste archiefvormers onder hen zijn Otto C.J.Chr.L.M. van Nispen van Pannerden (1844-1905), wethouder in Zevenaar en lid van de Provinciale Staten van Gelderland en Herman K.M. van Nispen tot Pannerden (1875-1963), lid van Gedeputeerde Staten van Gelderland.
      Een speciale positie neemt Antoon J.M. van Nispen tot Pannerden (1914-1972) in. Zijn functioneel archief, laatstelijk als secretaris-generaal bij het Ministerie van Algemene Zaken, berust bij het Nationaal Archief in Den Haag ; zijn in deze inventaris bescheven particulier archief toont hem als een deskundig genealoog en historicus. Gedurende zijn gehele leven heeft hij een schat aan gegevens verzameld en deels in studies vastgelegd over de geschiedenis van zijn familie en van De Liemers.
    • Liemers Trots
    • Strijdbare herenboer
      JONKHEER HUBERT VAN NISPEN VAN SEVENAER 1919-2012
      Bijna zestig jaar voerde jonkheer Huub van Nispen van Sevenaer een juridische strijd met de overheid over de bestemming van zijn unieke landgoed in het centrum van Zevenaar. Door al die kostbare procedures ontbrak het geld voor onderhoud en renovatie van het vervaIlen Huis Sevenaer. Pas de laatste jaren verbeterden de verhou¬dingen met de gemeente.Vrijdag 10 augustus overleed de strijdbare jonkheer thuis. Hij werd 93 jaar.
      Na de oorlog stuurde zijn vader -burgemeester van Laren, Noord-Holland -hem naar Zevenaar: 'Jongen, ga jij maar naar dat huis.' Zijn ongetrouwde oom Louis werd te oud om het landgoed te beheren. Met geld van zijn moeder schafte hij een tractor aan en maakte van Huis Sevenaer het eerste gemechaniseerde boerenbedrijf van Nederland. Het geld stroomde binnen, maar hij kreeg steeds meer bedenkingen tegen het werken met kunstmest. Zijn doelstelling vanaf dat moment werd, zoaIs hij dat zelf altijd zorgvuldig formuleerde, 'het integreren van landbouw in een semi-natuurlijk milieu'.
      De ruim 100 hectare rond de kasteelboerderij veranderde in een mystieke oase. De klassieke kruidenflora keerde temg en het landgoed ontwikkelde zich tot een natuurgebied met zeldzame planten en dieren. Wel was Van Nispen steeds meer tijd en geld kwijt aan juridische procedures. De gemeente wilde zijn grond voor woningbouw en uitbreiding van sigarettenfabriek Turmac.
      Joyce van Katwijk (60) kwam in 1972 als vrijwilliger naar Huis Sevenaer en zou nooit meer weggaan. 'Wij hadden hetzelfde gevoel bij natuur en voeding: de natuur aIs sIachtoffer van het materialisme. Zijn volharding was inspirerend.'
      Na jarenlange strijd sloten de jonkheer en de gemeente in 2008 een overeenkomst die de bijzondere status van het ge¬bied vastlegde. 'Hij wist mij te overtuigen van de waarde van het land,' zegt wethouder Anja van Norel (50) van Lokaal Belang. 'Het is uniek. Je stapt in een soort tijdmachine.' Vanaf 2005 kwam zij een paar keer per jaar bij de jonkheer op de thee. 'We hadden mooie gesprekken, al was hij aanvankelijk vooral een mopperkont. Maar ik kon zijn filosofie volgen.'
      Johan Smits (51) kwam in 2008 in contact met Van Nis¬pen van Sevenaer. 'Ik was gegrepen door zijn missi , maar schrok van al het achterstaIlig onderhoud.' In 2009 werd Smits rentmeester van het landgoed. Er werden subsidies aangevraagd voor renovatie van de gebouwen en er kwam een winkel voor de eigen producten. 'Die levert geld op. Ook de "biologische" tuinderij moet op termijn rendabel zijn.'
      De laatste jaren zag Van Nispen tot zijn genoegen dat het tij keerde. Het was niet langer nodig om dagelijks aan allerlei bezwaarschriften te werken. Door die strijd had hij amper tijd gehad voor zijn vele hobby's. Hij luisterde graag naar zijn verzameling bakelieten platen en had een passie voor oude ambachten als smeden en het repareren van oude muziekdozen, vertelt 'medestrijder' Van Katwijk. 'Hij was tot op het laatst nieuwsgierig naar machines, de psyche van de mens en naar onze biotoop, de leefomgeving. Hij hield van observeren, nadenken en verbanden leggen. En hij had humor.' De taal van de strip Ollie B. Bommel sprak hem zeer aan.

      Gerlof Leistra



Home Page |  What's New |  Most Wanted |  Surnames |  Photos |  Histories |  Documents |  Cemeteries |  Places |  Dates |  Reports |  Sources