Share Bookmark

Adriaan Daniël Fokker

Male 1887 - 1972  (85 years)    Has 40 ancestors but no descendants in this family tree.

Personal Information    |    Notes    |    Event Map    |    All

  • Name Adriaan Daniël Fokker 
    Birth 17 Aug 1887  Buitenzorg, Djawa-Barat, Indonesia Find all individuals with events at this location 
    Gender Male 
    Death 24 Sep 1972 
    Person ID I466152  Geneagraphie
    Last Modified 7 Jul 2012 

    Father Anthony Herman Gerard Fokker,   b. 9 Aug 1842, Middelburg, Zeeland, Nederland Find all individuals with events at this locationd. 9 Mar 1921, 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland Find all individuals with events at this location (Age 78 years) 
    Mother Susanna Alida der Kinderen,   b. 1855   d. 1922 (Age 67 years) 
    Marriage 1878 
    Family ID F185220  Group Sheet  |  Family Chart

    Family Margaretha Johanna Kessler 
    Marriage 07 Dec 1915 
    Family ID F362112  Group Sheet  |  Family Chart
    Last Modified 7 Jul 2012 

  • Event Map Click to hide
    Link to Google MapsBirth - 17 Aug 1887 - Buitenzorg, Djawa-Barat, Indonesia Link to Google Earth
     = Link to Google Earth 
    Pin Legend  : Address       : Location       : City/Town       : County/Shire       : State/Province       : Country       : Not Set

  • Photos Photos (Log in)Photos (Log in)

    Coat of Arms Media (Log in)Media (Log in)

  • Notes 
    • Adriaan Daniël Fokker (17 augustus 1887-24 september 1972) werd geboren in Buitenzorg op Java, Nederlands-Indië, als zoon van de 1 Hij ging in Den Haag naar de lagere school, waar hij ook tot 1904 de hbs doorliep. Vervolgens studeerde hij van 1904 tot 1905 aan de Polytechnische School te Delft. Hij stond hier ingeschreven voor de studie mijningenieur, maar in het eerste jaar werd het hem duidelijk dat zijn hart meer uitging naar de studie natuurkunde. Na enig overleg, ook met Lorentz, besloot hij van studierichting te veranderen en ging hij zich voorbereiden voor het aanvullend examen in Latijn en Grieks, dat toen nog nodig was om aan de universiteit te worden toegelaten. Hij slaagde voor dit examen in 1906. Vanaf toen kon hij zich geheel wijden aan de studie natuurkunde aan de universiteit te Leiden.
      Lorentz zou hier zijn leermeester worden, en was zijn promotor bij zijn proefschrift in 1913.
      Fokker heeft niet bijzonder veel vernieuwend wetenschappelijk werk gepubliceerd. In dit opzicht was de beginperiode het meest vruchtbaar. Het eerste wetenschappelijke werk van Fokker was zijn proefschrift Over Brown'sche bewegingen in het stralingsveld, en waarschijnlijkheids-beschouwingen in de stralingstheorie (1913). Lorentz was inmiddels als hoogleraar in Leiden opgevolgd door Ehrenfest. In Haarlem zou Lorentz zich verder wijden aan het curatorschap van het natuurkundig kabinet van de Teyler's Stichting waardoor hij als bijzonder hoogleraar toch met Leiden verbonden bleef. In deze functie was hij Fokkers promotor. Het doel van Fokkers dissertatie was ten eerste de berekening van de gemiddelde energie die een elektron in het veld van een zwakke straling heeft, wanneer het zich daarin vrij bewegen kan, en ten tweede de berekening van de gemiddelde energie die een groot spiegelend lichaam heeft, wanneer het in evenwicht is met de straling volgens de wet van Planck. Fokker onderzocht hiertoe op een theoretische manier de Brownsche bewegingen van elektronen in een stralingsveld. Hij bekeek één elektron, en plaatste deze in de oorsprong van een coördinatenstelsel. Bij bewegingen van het elektron verplaatste Fokker het coördinatenstelsel met behulp van de Lorentz-transformatie, zodat
      het elektron in de oorsprong bleef. Fokker verkreeg hiermee uiteindelijk een uitdrukking voor de energie van het elektron in een stralingsveld. Om nu het resultaat dat slechts geldig is voor één elektron, uit te breiden voor meerdere elektronen, gebruikte Fokker een faseruimte. Deze meer dimensionale uitgebreidheid deelde hij in hokjes, die hij vervolgens vulde met elektronen. Het probleem dat Fokker hier op moest lossen is de vraag hoe deze ruimte in hokjes ingedeeld diende te worden om de energieverdeling over de elektronen van het lichaam in evenwicht te laten zijn met de straling volgens Planck.
      Na zijn promotie vertrok Fokker naar Zürich om daar als assistent van Einstein te werken.Wellicht was dit door Lorentz gestimuleerd, die goede contacten onderhield met Einstein. In deze periode werkte Fokker onder andere verder aan een diVerentiaalvergelijking uit zijn proefschrift. Dit leidde tot zijn tweede publicatie, 'Die mittlere Energie rotierender elektrischer Dipole im Strahlungsfeld' (1914). Deze diVerentiaalvergelijking werd overgenomen en nader uitgewerkt door Max Planck, en staat nu bekend als de vergelijking van Fokker-Planck.
      Tijdens het assistentschap bij Einstein schreven Fokker en Einstein samen een artikel, 'Die Nordströmische Gravitationstheorie vom Standpunkt des absoluten DiVerentialkalküls' (1914). Dit artikel bevat ook een bekende vergelijking, namelijk de Fokker-Einstein-relatie die het verband aangeeft tussen de beweeglijkheid van deeltjes en hun diVusieconstanten.
      Fokker is een echte theoretische fysicus. Wellicht ervoer hij ontbreken van experimentele ervaring als een gemis, en is dit de reden dat hij in de zomer van 1914 onderzoek deed naar radioactiviteit onder leiding van E. Rutherford in Manchester en naar de terugkaatsing van Röntgenstralen aan kristalvlakken onder leiding van W.H. Bragg in Leeds.
      Na zijn assistentschap bij Einstein, Rutherford en Bragg vervolgde Fokker zijn wetenschappelijke carrière met het privaatdocentschap in Leiden. Zijn familie was zeer vermogend waardoor hij deze baan kon aannemen, in plaats van een baan als leraar te zoeken. Het ambt aanvaarde hij met de rede De materie als meetkundige grootheid (1914). Hierin legde Fokker uit wat bedoeld wordt met de vierdimensionale ruimtetijd. Hij behandelde de notie van gelijktijdigheid en de equivalentiehypothese van Einstein. Hiermee schetste hij de basis van de algemene relativiteitstheorie. In deze rede behandelde Fokker naast een algemeen overzicht van de theorie, ook zijn persoonlijke visie op de fysische werkelijkheid. De details hiervan zijn terug te vinden in het hoofdstuk Fokkers wereldbeeld. Het was de tijd van de Eerste Wereldoorlog. Nederland was onafhankelijk, maar het leger werd wel in verhoogde staat van paraatheid gebracht. In deze periode vervulde Fokker van 1914 tot 1917 zijn militaire dienstplicht. Ook trouwde hij op 7 december 1915 met Margaretha Johanna Kessler. Hierdoor werd hij een zwager van de fysicus Philipp Abraham Kohnstamm. Uit dit huwelijk werden, behalve een dochter die jong overleed, een zoon en een dochter geboren.
      In de periode dat Fokker privaatdocent was in Leiden werd hij van 1917 tot 1919 assistent van Lorentz en Ehrenfest. Een belangrijk werk dat hij toen schreef, gaat over de ontdekking van de magnetiserings-polarisatie. Het werk draagt de titel 'De bijdragen van polariseerings- en magnetiseerings-electronen tot den electrischen stroom' (1919).11 Hierin gaf Fokker een uitbreiding van Lorentz' beroemde afleiding uit 1902 van demacroscopische vergelijkingen van Maxwell uit de microscopische theorie. Deze uitbreiding behelsde de magnetiseringspolarisatie. Fokker merkte op dat, indien men termen tot en met de tweede orde in de inwendige coördinaten der atomen consequent in de berekening meenam, men behalve met magnetische dipolen ook met elektrische quadrupolen rekening moest houden. Lorentz had deze grootheden vermeden door aan te nemen dat hun dichtheid uniform in de ruimte was.12 Ongeveer hetzelfde artikel bracht Fokker ook in het Engels uit onder de titel 'On the contributions to the electric current from the polarization and magnetisation electrons' (1920).13 In dezelfde periode werkte Fokker ook Lorentz' Lessen over theoretische natuurkunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden uit, die Lorentz gegeven had tussen 1910 en 1911 en die de stralingstheorie behandelden.
      De vergelijking van Fokker-Planck en van Fokker-Einstein uit Fokkers beginjaren vormen zijn belangrijkste nu nog bekende nalatenschap. Fokkers naam is ook verbonden aan de berekening van de geodetische precessie. Hierover schreef hij voor het eerst in 'De geodetische precessie; een uitvloeisel van Einstein's gravitatietheorie' (1920). Dit werk schreef hij in een periode dat hij in Zwitserland doorbracht om gezondheidsredenen. Fokker heeft heel zijn leven last gehad van een zwak gestel. In dit werk beschreef hij dat het wentelende systeem van de aarde en de maan opgevat kan worden als een gyroscoop die om de zon heen draait. Zo'n gyroscoop kan de kromming van de ruimte bepalen die zich uit in een precessie. In het geval van de aarde en de maan die omde zon heen draaien, voorspelde Fokkermet behulp van de algemene relativiteitstheorie een geodetische precessie van 0.019 boogseconden per jaar. Naast Fokkers naam zijn aan deze uitspraak ook de namen van De Sitter en Schouten verbonden.
      Na de successen in zijn beginperiode schreef Fokker weinig vernieuwende artikelen. Wel schreef hij veel artikelen die de stand van zaken in de fysica weergaven. Deze artikelen vormen een technische uitleg van de relativiteitstheorie, en later ook van delen van de kwantummechanica. Tijdens zijn privaatdocentschap in Leiden schreef Fokker een aantal degelijke inleidingen tot de relativiteitstheorie. De eerste hiervan gaf Fokker al in 1915 met het artikel 'A summary of Einstein's and Grossmann's theory of gravitation'. Het is een samenvatting en overzicht van de ideeën van Einstein over de equivalentiehypothese en de algemene relativiteitstheorie die op dat moment nog geen experimentele verificatie ondergaan had.
      Dit artikel moest een inleiding vormen voor Engelse natuurkundigen, die door de oorlog niet op de hoogte waren van de natuurkundige ontwikkelingen in Duitsland.
      'De virtuele verplaatsing van het electromagnetische en van het zwaartekrachtsveld bij toepassing van het variatiebeginsel van Hamilton' (1917)19 en 'Over hetgeen in niet-Euclidische ruimten beantwoordt aan eene verplaatsing evenwijdig aan zichzelf, en over de Riemanniaansche kromtemaat' (1918)20 zijn ook goede voorbeelden van overzichtsartikelen geschreven tijdens het privaatdocentschap.Het eerste artikel geeft en uitwerking van de gedachte van Lorentz dat men uit een goed gekozen Hamiltoniaan allerlei hoofdvergelijkingen van de theorie van Einstein kan deduceren. Het tweede artikel is een degelijke en duidelijke uitleg over wat in niet-euclidische ruimten een verplaatsing evenwijdig aan zichzelf is. Fokker begint het zonder formules uit te leggen. Vervolgens behandelt hij het wiskundig formalisme van de theorie door uit te leggen wat de indices van de symbolen van ChristoVel en Riemann fysisch betekenen. En ten slotte laat hij zien hoe alles wat hij vertelde in formules uitgedrukt kan worden.
      Na het privaatdocentschap in Leiden werd Fokker van 1921 tot 1923 natuurkundeleraar aan het gymnasium van Delft. Ook richtte hij aan het begin van 1921 samen met B. van der Pol en E. Oosterhuis het tijdschrift Physica; Nederlandsch Tijdschrift voor Natuurkunde op, waar hij redacteur van werd. Het tijdschrift was niet enkel bestemd voor fysici, maar het moest ook anderen enthousiast maken voor de natuurkunde. Het moest een schakel vormen tussen de fysicus en de geïnteresseerde leek. Vandaar dat Fokker hierin artikelen schreef die opgezet waren als overzichtsartikel of als een inleiding over een bepaalde fysische theorie. Een goed voorbeeld hiervan is 'Oefeningen in de elektronentheorie;
      i vertraagde potentialen;
      ii kracht en energiestroom' (1921).
      Fokker schreef dat "indien men iets scherper let op de details van de elektronentheorie het licht kan gebeuren dat men op moeilijkheden stuit die een nadere opheldering verlangen". Fokker gaf een opheldering met behulp van een tal van formules over geretardeerde potentialen van
      bewegende elektronen. Het artikel bevat geen vernieuwende informatie, maar is slechts bedoeld als overzicht van de elektronentheorie.
      Het leraarschap aan het gymnasium heeft Fokker aan het denken gezet over het natuurkunde-onderwijs. In het tweede jaargang van Physica schreef Fokker twee artikelen over een aantal van zijn ideeën over onderwijs met de titels 'Realisme, formalisme en tweetrappig natuurkundig onderwijs' (1922)23 en 'het beginsel van Huygens in het
      middelbaar onderwijs' (1922). Beide artikelen bespraken het idee van een tweetrappig onderwijssysteem in de natuurkunde, waarbij de eerste stap bestaat uit het geven van een algemene inleiding over de fysische verschijnselen, en de tweede uit het inbedden van deze verschijnselen in een welbegrepen formalisme. Vijf jaar na het verschijnen van deze artikelen richtte de Nederlandsche Natuurkundige Vereeniging onder voorzitterschap van Fokker een onderwijscommissie op om het natuurkunde-onderwijs te verbeteren. In deze tijd verschenen er tal van artikelen in Physica over dit onderwerp.Meer over de oprichting van Physica en de onderwijshervormingen is te lezen is het hoofdstuk Levensvoorwaarden voor de moderne fysica.
      Een van de eerste artikelen van Fokker in Physica kreeg de titel 'Stationaire elektronenbeweging zonder stralingsweerstand' (1921). De ideeën die Fokker hierin presenteerde, werkte hij tijdens zijn bijzonder hoogleraarschap in Leiden nader uit. In deze artikelen beschreef Fokker zijn eigenzinnige ideeën over de causaliteit, de relatie tussen oorzaak en gevolg. Deze ideeën, waarbij hij gebruik maakte van termen als algemene reciprociteit en geavanceerde en geretardeerde potentiaal, zijn verder uitgewerkt in het hoofdstuk Fokkers wereldbeeld.
      Tijdens zijn leraarschap in Delft werkte Fokker Lorentz' Lessen over theoretische natuurkunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden26 uit over het relativiteitsbeginsel voor eenparige translaties. Dit waren lessen die Lorentz tussen 1910-1912 gegeven had.
      In januari 1923 nam Fokker plaats in het bestuur van de Nederlandsche Natuurkundige Vereeniging. Hij was een actief lid in deze vereniging, waar hij al vanaf de oprichting sterk mee betrokken was vanwege de nauwe band tussen het tijdschrift Physica en de Nederlandsche Natuurkundige Vereeniging.

      In 1923 aanvaarde Fokker het ambt van hoogleraar te Delft met de rede Moderne natuurkunde en techniek (1923). Hij was de opvolger van W.J. de Haas, de schoonzoon van Lorentz. Ook in dit werk gaf Fokker de stand van zaken in de wetenschap weer. Hij was er positief over, "Het is een groot geluk in dezen tijd physicus te mogen zijn en de ontwikkeling mede te beleven van de ontdekkingen der laatste jaren." Fokker had het hier over de ontwikkelingen in de twee nieuwe theorieën, de relativiteitstheorie en de nieuwe atoomtheorie waaruit later de kwantummechanica zou ontstaan. De rede bevat weinig vernieuwende ideeën.Wel gaf Fokker zijn visie over de status van gebeurtenissen in de relativiteitstheorie. "Men is gewoon de gebeurtenissen op te vatten als een verandering van toestanden. Maar evengoed kan een toestand gedefinieerd worden als de grens van een gebeurtenis." Verder gaf Fokker zijn mening over de relatie tussen de wetenschap en de techniek. Als echte theoretisch fysicus vond Fokker dat het niet zo hoeft te zijn dat de techniek voorgaat en de wetenschap heeft te volgen.
      Tijdens zijn hoogleraarschap in Delft heeft Fokker weinig wetenschappelijk werk gepubliceerd. Hij heeft een aantal populaire lezingen gegeven, en ook een aantal artikelen in zijn blad Physica verzorgd, maar deze hebben geen wetenschappelijk karakter. Een van de artikelen in Physica is hier echter een uitzondering op. Met het artikel 'De dynamische variabelen en het zwaartepunt voor een stelsel van twee vrije deeltjes' (1927) heeft Fokker zijn naam verbonden aan een uitwerking van de relativiteitstheorie. Hij merkte op dat de speciale relativiteitstheorie alleen nog maar toegepast was op de vergelijkingen van één deeltje en op die van een continu verdeelde materie. Echter nog niet op meerdere discrete deeltjes. Fokker paste de theorie toe op een stelsel van twee deeltjes. Van zo'n stelsel stelde hij een vergelijking van het zwaartepunt op. Dit zwaartepunt is zodanig gedefinieerd dat
      het in rust is in een beschrijvingsraam waarin de totale hoeveelheid beweging nul is. In dat raam wordt het zwaartepunt gedefinieerd als het gemiddelde der coördinaten van de samengestelde deeltjes, gewogen met hun energieën.Het resultaat wordt dan overgebracht naar een willekeurig beschrijvingsraam door middel van een Lorentztransformatie. Fokker noemde dit dusdanig geconstrueerde zwaartepunt het "invariante massacentrum".
      Tijdens Fokkers periode aan de TechnischeHoogeschool heeft hij zich bezig gehouden met het hervormen van het natuurkunde-onderwijs. Vanuit de Nederlandsche Natuurkundige Vereeniging, waar Fokker van 1925 tot 1930 voorzitter van was, werd er een commissie opgericht, de commissie-Fokker, die onderzocht welke aanpassingen er in het onderwijs nodig waren. De conclusies van de commissie verschenen in Het onderwijs in de natuurkunde aan gymnasia, hoogere burgerscholen en lycea (1928). Na zijn voorzitterschap van de Nederlandsche Natuurkundige Vereniging werd hij benoemd tot erelid. Over deze onderwerpen is meer te lezen in het hoofdstuk Levensvoorwaarden voor de moderne fysica.
      In 1927 verbrak Fokker zijn betrekkingen met Delft, mogelijk omdat hij zich als theoretisch fysicus niet thuis voelde in het experimentele leven van Delft, en werd hij conservator van het natuurkundig kabinet van Teyler's Stichting te Haarlem als medewerker van Lorentz. Toen Lorentz in 1909 zijn hoogleraarschap in Leiden opgaf voor het curatorschap in Haarlem, genoot hij internationale faam en had hij een aantal jaar daarvoor samen met Zeeman een Nobelprijs ontvangen. Hij volgde hier Van der Ven op die tot zijn dood curator was en de laatste jaren weinig onderzoek meer had verricht in het laboratorium van Teyler's Stichting. Lorentz zag in deze nieuwe aanstelling een betere betrekking omdat hij hier meer tijd zou vinden voor studie en onderzoek dan in Leiden, waar hij een groot gedeelte van zijn tijd in lesgeven moest steken. Hij moderniseerde het laboratorium, en vroeg Teyler's Stichting om een extra arbeidskracht in het laboratorium aan te stellen waarvan de titel conservator werd. De conservator was de assistent van Lorentz, de curator, en verschillende jonge getalenteerde fysici hebben deze functie vervuld, waaronder G.J. Elias,W.J. de Haas, J.M. Burgers, B. van der Pol en D. Coster. Als laatste conservator onder Lorentz werd Fokker gekozen. Deze kreeg bovendien het recht Lorentz op te volgen als curator van het fysisch kabinet van Teyler's Stichting.
      In 1928 stierf Lorentz. Fokker nam zijn werkzaamheden over, en werd curator van het Teyler's natuurkundig kabinet en tevens Lorentz' opvolger in Leiden als bijzonder hoogleraar in de natuurkunde vanwege Teyler's Stichting. Dit ambt aanvaarde hij met de rede Natuurkundige concepties van buitennatuurkundig belang (1928). Deze rede bestaat volledig uit een verkondiging van het wereldbeeld van Fokker. Het vormt als het ware een onderzoeksprogramma voor de hierop volgende jaren. Fokker wijdde in deze periode een tal van artikelen aan zijn filosofische gedachtegoed. Hierover is te lezen in het hoofdstuk Fokkers wereldbeeld.
      Als conservator van het natuurkundig kabinet hield Fokker vaak populaire voordrachten op de zaterdagmiddag bij Teyler's Stichting. Hierin besprak hij op een duidelijke wijze onderwerpen van vrijwel het gehele gebied van de natuurkunde. De verslagen van zijn voordrachten werden gepubliceerd in de Archives du Musée Teyler.
      In 1929 lanceerde Fokker een nieuwe theorie over de relativistische bewegingsvergelijkingen van een geladen deeltje. Hij stelde voor de wisselwerkingen der ladingen te beschrijven als een werking op afstand, dat wil zeggen zonder tussenkomst van een elektromagnetisch veld. Het veld, dat slechts een intermediair voor de krachtoverbrenging is, komt dan in de theorie niet voor. Hierover wordt verder uitgeweid in het hoofdstuk

      In deze zelfde periode verscheen Fokkers belangrijkste boek, namelijk Relativiteitstheorie. Dit boek is bestemd als leerboek in de relativiteitstheorie. Het is een degelijke inleiding tot de theorie. Fokker heeft nauwelijks gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn eigen wereldbeeld met dit boek te verkondigen. Slechts af en toe vermeldt Fokker een aantal van zijn ideeën zoals zijn holistisch wereldbeeld, en zijn gedachte dat de mens zijn eigen beschrijvingsraam creëert.
      In 1934 werd het tijdschrift Physica; Nederlandsch Tijdschrift voor Natuurkunde, waar Fokker deel uitmaakte van de redactie, gesplitst in twee tijdschriften. Het eerste was het populaire Nederlandse tijdschrift Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde, en het tweede het internationale en wetenschappelijke Physica. Fokker zette zijn redactiewerkzaamheden voort bij dit laatste tijdschrift. Dit deed hij tot 1959.
      In Physica heeft hij een paar artikelen geschreven, waarvan de meeste gingen over de relativiteitstheorie. Het betreft hier geen wetenschappelijk vernieuwende artikelen, maar overzichtelijke stukjes die bedoelt zijn om inzicht te geven in de theorie. Een mooi voorbeeld is het artikel 'Accelerating spherical light wave clocks in chronogeometry' (1956), waarvan Fokker naast het artikel in Physica een vrijwel identiek exemplaar plaatst in Proceedings Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen met de ook vrijwel identieke titel 'Accelerated spherical light wave clocks in chronogeometry' (1956). Een ander mooi voorbeeld is het artikel 'The clock paradox in so-called relativity
      theory' (1958).47 In beide artikelen laat Fokker zien dat bolspiegels te gebruiken zijn in de relativiteitstheorie, of "chronogeometrie", zoals hij het noemt. Fokker prefereert deze naam boven relativiteitstheorie. De relativiteitstheorie is meer gericht op de formulering van absoluta, van invarianties, dan op een beginsel van relativiteit. De ingeburgerde naam moet volgens Fokker echt verouderd worden genoemd. Het leidt te vaak tot misverstanden. Beter zou zijn de naam chronogeometrie. Een bolspiegel is een bolschil die van binnen spiegelt. Een lichtsignaal die in het centrum van de bol gegenereerd wordt, zal aan de wanden van de bol weerkaatst worden, en weer in het centrum terugkeren. Dit zal zich vervolgens herhalen, zodat met korte tussenposen het licht door het centrum van de bol gaat, als een pulsende klok. Als de bol een gegeven straal heeft, kan men het gebruiken als meetlat, en als klok. In het laatste artikel verduidelijkt Fokker een schijnbare paradox in de theorie met behulp van de bolklok.
      Op 2 december 1936 scheidde Fokker van Margaretha Jacoba Johanna Kessler, en precies twee weken later huwde hij Teuntje van Dijk, die uit een eerder huwelijk een zoon en een dochter meebracht.
      Naast de redactiewerkzaamheden bij Physica hield Fokker zich in deze periode ook bezig met het uitgeven van de verzamelde werken van twee belangrijke Nederlandse fysici.
      Van 1935 tot 1939 verzorgde hij samen met P. Zeeman de uitgave van de negen delen Collected Papers van Lorentz. En na de Tweede Wereldoorlog verzorgde hij de Collected scientific papers van H.A. Kramers.
      In 1949 verwierf Fokker het lidmaatschap van de Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen. Dit was betrekkelijk laat in zijn carrière. Misschien houdt dit verband met het feit dat Fokker nooit een normale leerstoel heeft bekleed aan een van de universiteiten. Naast dit lidmaatschap was hij ook lid van de Hollandse Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem en drager van de Zilveren Anjer. Een aantal jaren later, in 1955 zou hij met emeritaat gaan. Hoezeer het conservatorschap bij Teyler's Stichting met hem vergroeid was geraakt, bleek uit het feit dat pas toen het natuurkundig laboratorium van Teyler's Stichting gesloten werd.
      Tijd en ruimte, traagheid en zwaarte. Chronogeometrische inleiding tot Einsteins theorie (1960) is het laatste boek dat Fokker schreef over de relativiteitstheorie. Het vormt een overzicht van de theorie en is bedoeld als introductie. Het betreft hier dus weer geen wetenschappelijk vernieuwend werk. Fokker gebruikt veel figuren en bouwt de theorie op een instrumentalistische wijze op, waarbij hij gebruik maakt van de bolklok. Vandaar dat hij hier spreekt over een chronogeometrische inleiding. In dit boek draagt Fokker een deel van zijn wereldbeeld uit. Hij stelt dat tijd en ruimte niet bestaan zonder gebeurtenissen. Ook spreekt hij over het interval nul, dat staat voor verre-rakingen, ofwel telethigma. Een foton heeft contact met een gebeurtenis in de toekomst, en is dus een greep in de verte, een telehapsis. Fokker schrijft echter niet over de algemene reciprociteit of over geretardeerde en geavanceerde potentialen. In dit werk spreekt hij ook niet over de causaliteit en daardoor ook niet over het holistische karakter van de wereld. Toch geeft het boek een goed beeld van de eigenzinnigheid van Fokkers denkbeelden, alleen al omdat hij aan elke fysische term een Nederlandse naam geeft. Zo spreekt hij over betrekkingen vóór-en-ná, of nochvóór- noch-ná, durende rechtes, tegelijktes en het interval nul.51 Vanwege zijn strijd voor het correct gebruik van de Nederlandse taal is hij vaak vergeleken met de beroemde Nederlandse fysicus Simon Stevin.52 Ook de wijziging van de naam relativiteitstheorie in chronogeometrie geeft al aan dat Fokker zijn eigen weg bewandelde.
      Op 24 september 1972 stierf Fokker in Beekbergen, gemeente Apeldoorn.
      Fokker was erg muzikaal en had een grote liefde voor de muziek. Hij speelde zelf orgel. Rond 1930 had Fokker veel belangstelling voor de akoestiek van zalen, en dan met name in kerkgebouwen. Hij ontwierp "klankkaatsers", waarmee het geluid met veel intensiteit naar de toehoorder gebracht werd en niet naar het plafond, waardoor de meest hinderlijke bron van nagalm goeddeels werd weggenomen. Door het gebruik van luidsprekers zijn ze helaas hedendaags totaal vergeten.
      Als je naar de naam Adriaan Daniël Fokker zoekt op het internet, vindt je voornamelijk informatie over zijn ideeën omtrent de evenredig zwevende stemming van muziekinstrumenten. Fokker ging er van uit dat muziek zowel melodisch als harmonisch gebaseerd moest zijn op intervallen met eenvoudige frequentieverhoudingen zoals men bij de natuurlijke boventonen aantreft. Een vaste stemming moest volgens Fokker aan de volgende eisen voldoen: De kwint en de grote terts moeten in elk geval bijna zuiver zijn, en er moet ook een bijna zuivere zevende harmonische voorkomen. Voor de Pythagoreische terts,
      waarbij de frequentieverhouding 81/64 is in plaats van 80/64 en die door veel musici als melodisch fraaier, want dynamischer en meer gespannen, wordt aangevoeld, heeft Fokker geen goed woord over en hij beschrijft Pythagoras zelfs als "bekrompen zeloot". Fokker pleitte vurig voor de vervanging van de gebruikelijke verdeling van het octaaf in twaalf gelijke delen door een verdeling in 31 delen, zoals reeds door Christiaan Huygens in de zeventiende eeuw was voorgesteld. In de jaren vijftig realiseerde Fokker een 31-toons pijporgel en een door kwartsoscillatoren bestuurd elektrisch orgeltje, die zich beide tot voor kort in Teyler's Museum bevonden. Tijdens de zaterdagmiddagvoordrachten bij Teyler's Stichting liet hij ze graag zien, en bespeelde hij deze.



Home Page |  What's New |  Most Wanted |  Surnames |  Photos |  Histories |  Documents |  Cemeteries |  Places |  Dates |  Reports |  Sources