Share Bookmark
Frederik Julius Coyett

Frederik Julius Coyett

Male Abt 1680 - 1736  (56 years)    Has 7 ancestors but no descendants in this family tree.

Personal Information    |    Notes    |    Event Map    |    All

  • Name Frederik Julius Coyett 
    Birth Abt 1680 
    Gender Male 
    Death 5 Sep 1736  Batavia, Djawa-Barat, Indonesia Find all individuals with events at this location 
    Siblings 5 Siblings 
    Person ID I648296  Geneagraphie
    Last Modified 14 Jun 2009 

    Father Balthasar Coyett,   b. Abt 1650, Formosa Find all individuals with events at this locationd. 19 Sep 1725, Batavia, Djawa-Barat, Indonesia Find all individuals with events at this location (Age 75 years) 
    Mother Constantia Pierraedt   d. Yes, date unknown 
    Family ID F284311  Group Sheet  |  Family Chart

    Family Geertruyda Margaretha Goossens,   c. 9 Oct 1696, Batavia, Djawa-Barat, Indonesia Find all individuals with events at this locationd. 22 Sep 1758, Batavia, Djawa-Barat, Indonesia Find all individuals with events at this location (Age ~ 61 years) 
    Marriage
    • Onderttrouw op 1 Sep 1736
    Family ID F284299  Group Sheet  |  Family Chart
    Last Modified 14 Jun 2009 

  • Event Map Click to hide
    Link to Google MapsDeath - 5 Sep 1736 - Batavia, Djawa-Barat, Indonesia Link to Google Earth
     = Link to Google Earth 
    Pin Legend  : Address       : Location       : City/Town       : County/Shire       : State/Province       : Country       : Not Set

  • Notes 
    • Hij werd geboren op zee (om welke reden Valentijn hem 'van der Zee' noemt) . Tijdens het gouverneurschap van zijn vader te Ambon, werd hij in 1704 aangesteld tot secretaris van den landraad en later in dezelfde functie bij den raad van justitie aldaar. In 1706 vertrok hij met zijn ouders naar Batavia, waar hij zijn benoeming ontving tot assistent (1707), kort vóór zijn vertrek naar Holland. In dien rang voer hij als boekhouder op het schip ''t Geyn'.Naar Indië teruggekeerd, werd hij tot onderkoopman bevorderd en benoemd tot provisioneel eersten suppoost op het comptoir generaal (1720), het jaar daarna definitief met den rang van koopman. Daarna volgde zijn benoeming tot weesmeester (1722), schepen (1725), administrateur der peperpakhuizen op Onrust (1726). Met zijn bevordering tot opperkoopman ging gepaard zijn aanstelling tot 'gecommitteerde tot de Saccken der Inlanderen' (1727). Oorspronkelijk was hiermee sedert 1686 een commissie van 2 leden uit den raad van Indië belast. Zij moest de landerijen aanwijzen bestemd tot vestiging der onderscheiden inlandsche natiën. Door verschillende omstandigheden waren in deze commissie, wier werkkring allengs zeer uitgebreid was, ook niet-regeeringsleden gekomen, tot ten slotte in 1716 een afzonderlijk ambtenaar daarmee werd belast. Aanvankelijk was aan deze betrekking geen vaste titel verbonden, eerst met F.J. Coyett werd deze voorgoed vastgesteld. Buiten de ambtelijke kringen sprak men van den landcommissaris. In hetzelfde jaar 1727 kreeg hij in het college van heemraden zitting; in 1729 werden de ambten van shabbandar (havenmeester en tevens 'voorstander der vreemdelingen') van licentmeester (een soort inspecteur bij de in- en uitgaande rechten) en van president van boedelmeesteren in zijn persoon vereenigd. De periode van 7 Aug. 1725 tot 1 Juni 1729, dus de jaren dat Mattheus de Haan (dl. VI, kol. 657) de landvoogdij bekleedde, was een gouden tijd in het ambtelijke leven van Coyett en diens zwager Pieter Gabry, al gelukte het eerstgenoemde niet het steeds zeer geambieerde ambt van opperhoofd in Japan deelachtig te worden. Tegen de bedoeling van den G.-G. verkreeg een ander dezen lucratieven post. Onmiddellijk na het optreden van den G.G. Diderik Durven werd hij op verzoek als gecommitteerde ontslagen en aangesteld tot gezaghebber van Java's N.O.-kust (6 Juni 1730); een jaar later volgde de toekenning van den titel van commandeur. In 1731 viel op hem de keus van raad-extraordinaris, in welke qualiteit hij een hofreis naar Kartasoera maakte, vanwaar hij hoostwaarschijnlijk de bekende fraaie beeldwerken heeft meegebracht, die later in den chineeschen tempel Sentiong zoozeer Raffles' aandacht boeiden. In 1735 werd hij tot commissaris van het hospitaal benoemd, 't kolor el der burgerij, tot president van heem. raden en tot raad-ordinaris. Voor den rang van 'kolonel over de nederlandsche en inlandsche burgerij' was militaire ervaring geen vereischte. Met den dienst had hij volstrekt geen bemoeienis: hij was slechts de schakel tusschen het opperbestuur en de schutterij. Sinds 1657 werd steeds een der raden als kolonel aangewezen.
      Coyett werd geprezen om 'sijne bijsondere bequaamheijt om met den inlander om te gaan en sig bij denselven bemint te maeken'. Sedert 1730 eigenaar van het land Goenoeng Sari, is hij vermoedelijk de bouwer van het landhuis, dat later in bovengenoemden chineeschen tempel herschapen is.
      Op zijn ziekbed, dat vier dagen later zijn sterfbed zou worden, huwde hij met Geertruida Margaretha Goossens, dochter van den schatrijken directeur-generaal Frans Castelijn, die haar onder meer een bedrag van 85.000 Rds. aan diamanten had nagelaten. Zij was de weduwe van den in 1734 als dir.-gen. overleden Michiel Westpalm. Vier maanden na den dood van haar tweeden echtgenoot trad zij voor de derde maal in het huwelijk met den raad-ordinair Johannes Thedens, den oud-soldaat, die later tot G.-G. zou opklimmen (1741-43). Coyett's zuster Susanna Helena werd de vrouw van Pieter Gabry, later raadordinaris. Uit dit huwelijk sproot een zoon Balthasar Jan (geb. 1712).
      Universeel erfgenaam van Coyett was Johannes Thedens



Home Page |  What's New |  Most Wanted |  Surnames |  Photos |  Histories |  Documents |  Cemeteries |  Places |  Dates |  Reports |  Sources