Share Bookmark
Gotfried Coenraad Ernst van Daalen

Gotfried Coenraad Ernst van Daalen

Male 1836 - 1889  (52 years)    Has 2 ancestors and one descendant in this family tree.

Personal Information    |    Notes    |    Event Map    |    All

  • Name Gotfried Coenraad Ernst van Daalen 
    Birth 23 Jul 1836  's-Hertogenbosch, Noord-Brabant, Nederland Find all individuals with events at this location 
    Gender Male 
    Death 13 May 1889  Soerabaya, Java, Indonesia Find all individuals with events at this location 
    Person ID I648049  Geneagraphie
    Last Modified 12 Jun 2009 

    Father NN van Daalen   d. Yes, date unknown 
    Marriage Bef 1829 
    Family ID F284174  Group Sheet  |  Family Chart

    Family Jacoba Wilhelmina Weijergang,   b. 1842   d. 1 Oct 1935, 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland Find all individuals with events at this location (Age 93 years) 
    Children 
     1. Generaal Gotfried Coenraad Ernst van Daalen,   b. 23 Mar 1863, Makassar, Sulawesi, Indonesia Find all individuals with events at this locationd. 22 Feb 1930, 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland Find all individuals with events at this location (Age 66 years)
    Family ID F284173  Group Sheet  |  Family Chart
    Last Modified 11 Jun 2009 

  • Event Map Click to hide
    Link to Google MapsBirth - 23 Jul 1836 - 's-Hertogenbosch, Noord-Brabant, Nederland Link to Google Earth
    Link to Google MapsDeath - 13 May 1889 - Soerabaya, Java, Indonesia Link to Google Earth
     = Link to Google Earth 
    Pin Legend  : Address       : Location       : City/Town       : County/Shire       : State/Province       : Country       : Not Set

  • Notes 
    • Van Daalen bezocht de Koninklijke Militaire Academie en werd de derde juni 1856 benoemd tot tweede luitenant bij de Indische infanterie . In 1859 werd hij benoemd tot tot instructeur van de normaal schietschool te Meester Cornelis . Nadat deze school opgeheven werd, nam hij deel aan de tweede expeditie naar Boni, waarna hij (in 1860) tot eerste luitenant benoemd werd.
      In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot adjudant van de militaire commandant van Palembang , luitenant kolonel W.E. Kroesen ; hij volgde Kroesen in dezelfde functie toen deze benoemd werd tot miltair commandant van Celebes en onderhorigheden. In deze hoedanigheid nam Van Daalen nu deel aan de tocht (april 1862) tot het herstellen van de rust in Kanipi en Toeran, in november aan de expeditie naar Mandhar (Balangnipa) en in 1863 aan de expeditie naar de Torathea-landen.
      In januari 1865 werd hij eervol ontslagen als adjudant en benoemd tot adjunct bij de generale staf , nog later (1869) trad hij in dienst van de commandant van het Indische leger, W.E. Kroesen. In die betrekking had Van Daalen een groot aandeel in de voorbereiding van de vele verbeteringen die nu tot stand kwamen. Hij werd hiervoor in 1870 beloond met het ridderkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw .
      Nadat generaal Kroesen aftrad als commandant van het Indische leger werd kapitein Van Daalen geplaatst op het "Bureau van de Krijgsuitrustingen op Sumatra" onder leiding van Gustave Verspijck . Hij werd ingedeeld bij de tweede expeditie (zie tweede Atjeh-oorlog ) als chef van de staf van de tweede brigade, en onderscheidde zich met name tijdens de volgende gevechten
      Het gevecht bij Lemboe was een hevige strijd tegen een grote, goed gewapende vijand. De troepen waren 7 uur achtereen in hevige actie. De positie van de Atjehnezen bestond uit vier achtereenvolgens zwaar bewapende en door talrijke strijders verdedigde versterkingen, die onderling door wallen verbonden waren. Deze wallen moesten stormenderhand veroverd worden. De Nederlandse troepen leden daarbij zware verliezen met zes doden en 77 gewonden. De gevechten werden de volgende dag voortgezet en daarbij sneuvelden 16 man en werden er 60 gewond.
      Tijdens het gevecht om de Mesigit trad kolonel Charles de Roy van Zuydewijn op als plaatsvervanger van kolonel Wiggers van Kerchem (eigenlijk de chef van de tweede brigade), die gewond was geraakt. Van Daalen wist zich ook hier weer te onderscheiden.
      Luitenant kolonel A.S.H. Booms schreef over zijn verrichtingen: (Neerlands Krijgsroem in Insulinde, bladzijde 315).
      "Het zij hier aangetekend dat naast kolonel de Roy van Zuijdewijn, de aanvoerder tijdens de strijd om de Mesigit, zijn onafscheidelijke chef van de staf, zijn rechterhand, de nooit voldoende geprezen kapitein der infanterie G.C.E. van Daalen, een groot deel van de glorie van die schitterende overwinning toekomt, want daar waar de "kolonel Madjoe" op het uitgestrekte, moeilijk te overziende slagveld niet zijn kon, daar verving hem Van Daalen op zo heldhaftige, waardige en roemrijke wijze. En de ridderlijke kolonel de Roy van Zuijdewijn was een der eersten om die grote verdiensten onomwonden te erkennen."
      Gotfried Coenraad Ernst van Daalen werd, na bovengenoemde optredens door generaal Jan van Swieten voorgedragen voor de Militaire Willemsorde derde klasse (uitzondelijk voor zijn rang). Zozeer had kapitein van Daalen zich onderscheiden dat er eveneens sprake van was om hem tot majoor te benoemen.
      Echter, op een bijeenkomst weigerde hij gouverneur generaal James Loudon de hand te drukken, daar deze de enquête had voorgestaan, waarbij zijn oom E.C. van Daalen , de opperbevelhebber van de eerste Atjeh-oorlog na het overlijden van de eerdere opperbevelhebber J.H. Köhler , als hoofddader (gevoelsmatig of in ieder geval moreel) werd aangemerkt van het geleden echec omdat Loudon eerst alle minderen van Van Daalen wilden horen alvorens naar de versie van de opperbevelhebber te luisteren.
      Daarbij kwam dat Van Daalen jarenlang de adjudant van de commandant van het Nederlands Indisch Leger, generaal W.E. Kroesen, was geweest, wiens naam (in de ogen van Van Daalen) door de enquête na zijn dood nog beklad werd. De enquête ging er namelijk van uit dat het echec van de eerste expeditie te wijten was aan de leiding van de expeditie terwijl Van Daalen (en velen met hem) meenden dat de legercommandant alles had aangevraagd aan materieel, verbeteringen en benoeming van een generale staf, maar dat dit door de regering jarenlang steeds geweigerd was, zodat het echec eerder aan de regering dan aan het leger te wijten was (dus het omgekeerde dan waar de door de regering ingestelde enquête van uitging).
      Toen de gouverneur generaal deze officier, die zich zeer onderscheiden had, bij de bijeenkomst ter verwelkoming van de teruggekeerde officieren van de hoofdmacht van de tweede expeditie naar de toestand van zijn wond vroeg en hem de hand reikte, werd die hand geweigerd en aldus de vertegenwoordiger van de koning in het openbaar beledigd.
      Deze zaak werd naar een raad van onderzoek verwezen en tamelijk algemeen dacht men dat dit het ontslag van de overigens verdienstelijke officier ten gevolge zou hebben. Maar de raad besliste anders en verklaarde hem niet schuldig aan het hem ten laste gelegde feit.
      Volgens het Koninklijk Besluit van 24 november 1859 had de regering (dus Loudon) de vrijheid om een officier, die door een raad van onderzoek was vrijgesproken, eervol en met behoud van recht op pensioen te ontslaan, en Loudon maakte hiervan gebruik; hij had Van Daalen het liefst oneervol willen ontslaan.
      De naam van Van Daalen werd gehandhaafd op de lijst van de voordracht voor de Militaire Willemsorde maar hij werd door de minister van koloniën geroyeerd en hij werd van de voordracht voor de koning afgevoerd. Hij maakte daarna carrière in de suikercultures te Soerabaya, daarbij geholpen door zijn vriend Günther von Bultzingslöwen



Home Page |  What's New |  Most Wanted |  Surnames |  Photos |  Histories |  Documents |  Cemeteries |  Places |  Dates |  Reports |  Sources